New Orleans is de bakermat van de jazz. Daar is het allemaal begonnen, zo valt te lezen in de eerste aflevering van deze serie over de geschiedenis van de jazz. Al snel blijkt echter dat de muziek om zich verder te kunnen ontwikkelen de stad moet verlaten.
De wereld verkeert dan net als nu in een behoorlijke crisis. In 1914 is in Europa de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en in januari 1918 brak in Haskell County in de staat Kansas een griepepidemie uit die als de Spaanse griep (de naam is ontleend aan het feit dat een Spaanse krant er als eerste melding van maakte) de wereld overging en 100 tot 200 miljoen leven eiste. Deze aflevering gaat over de verhuizing van het episch centrum van de jazz van New Orleans naar Chicago in die periode.
Na het ontstaan van de jazz in 1910 won de muziek snel aan populariteit in New Orleans. Jazz gaf muzikanten de ruimte om te improviseren en zo hun expressie (het uitdrukken van gevoelens) te versterken. Vooral in de wijk Storyville, het uitgaanscentrum van de stad, was er zoveel belangstelling voor deze muziek dat muzikanten er zelfs van konden leven. Dat zorgde er ook voor dat de jazz zich steeds sneller ontwikkelde.
De muzikanten kregen het steeds beter in de vingers waardoor het spannender, opwindender en nog opzwepender werd en het publiek steeds enthousiaster. En daarmee ging het ook mis. In 1917 was de lokale overheid wel klaar met de steeds wildere taferelen in Storyville en werd jazz in deze wijk verboden.
Veel muzikanten waren inmiddels gegrepen door de jazz en besloten om New Orleans te verlaten. Een groot deel van hen kwamen uiteindelijk in Chicago in de staat Illinois terecht. Legendarische namen uit die begintijd in New Orleans die hun heil elders zochten waren Buddy Bolden (kornet), Bunk Johnson (kornet en trompet) Freddie Keppard (kornet), King Olivier (kornet), Sidney Bechet (klarinet en saxofoon), Honoré Dutery en Kid Ory (trombone), Jelly Roll Morton (piano) en Johnny St. Cyr (banjo).
Dat de jazz uit New Orleans in Chicago de volgende pleisterplaats vond is niet zo vreemd. De riverboats, plezierboten met aan boord jazzorkesten uit New Orleans, hadden de stad al regelmatig aangedaan. De blues, een melancholische muziekstijl die door slaven uit Afrika in tussen 1860 en 1900 is ontwikkeld, was al in de stad aanwezig en de jazz paste daar goed bij. De stijlen mengden en zo ontstond in Chicago in die periode de boogiewoogie. Dat is de pianostijl van nadrukkelijke basfiguren van de linkerhand, waarop de rechterhand zo afzonderlijke mogelijk ritmisch varieert.
De jazz als afzonderlijke stroming bleef zich in die jaren ook verder ontwikkelen. Ook blanke musici gaan mee in die stroom en in 1917 wordt in Chicago de eerste jazzplaat opgenomen door oorspronkelijk uit New Orleans afkomstige Original Dixieland Jazz Band (in New Orleans werd in de naam van de band nog het woord ‘Jass’ gebruikt) onder leiding van kornettist Nick LaRocca. De band bestond tijdens die plaatopname inmiddels helemaal uit blanke musici. Dit orkest heeft, net als The New Orleans Rythm Kings met onder andere trompettist Paul Mares, trombonist George Brunies en pianist Elmer Schoebel, een grote invloed gehad op de blanke jazzmusici in Chicago en later ook in New York.
In Chicago waren de mannen van het eerste uur die de jazz oppikte onder andere kornettist Bix Beiderbecke en de saxofonisten Frankie Trumbauer en Bud Freeman. Zij stonden aan de wieg van de Chicago-stijl. Deze blanke musici speelden iets minder zwaar dan hun gekleurde tijdgenoten, waardoor de muziek iets geraffineerder en al meer gearrangeerd klonk dan de oorspronkelijke zwarte jazz uit New Orleans. Het klonk allemaal net iets geschoolder.
In de volgende aflevering wordt ingegaan op een aantal muzikanten die aan de wieg van die Chicago-stijl hebben gestaan.
Bijpassende muziek: