Jazz als uitlaatklep in crisistijd (4)

De jazz ontwikkelde zich na het ontstaan in New Orleans verder in Chicago en New York. Dat was in de periode dat de Eerste Wereldoorlog werd uitgevochten en de Spaanse griep over de wereld raasde. De Verenigde Staten waren sinds 1917 bij die oorlog betrokken en de oorsprong van die griepepidemie lag eveneens in de VS. Toch ging het ondanks alles in die ‘roaring twenties’ economisch niet slecht met het land. Maar dat bleef niet zo.

In 1929 sloeg het noodlot toe. De hoogconjunctuur begon in dat jaar al af te vlakken en in oktober stortte plotseling de wereldwijd toonaangevende beurs van Wall Street volledig in elkaar. Het slot van de ‘roaring twenties’ eindigde in mineur. Het was de opmaat voor een wereldwijde economische crisis. De ontwikkeling van de jazz had ook niet stilgestaan, maar aan de hoogtijdagen van de jazz kwam door die crisis abrupt een einde. 

Er ontstond grote werkloosheid en armoede en er vielen grote klappen in de muziekindustrie. Het was ook de periode dat een aantal jazzgrootheden uit die begintijd van de jazz overleden. De geschoolde Chicago-jazz, ook wel ‘dixieland’ genoemd, was intussen meer richting de swing gekropen, een stijl die zich in de jaren ’30 van de vorige eeuw, de echte crisisjaren, verder zou ontwikkelen. Vooralsnog betekende het begin van de crisis echter het einde van New Orleansorkesten.   

Intussen was er in de VS sinds 1920 al sprake van de drooglegging. Die maatregel in de strijd tegen alcoholisme behelsde het verbod op de productie, transport en verkoop van alcoholhoudende drank. Het drinken ervan was niet verboden, dus ontstond er een illegaal drankcircuit dat in handen was van gangsters als Al Capone. De jazz was op die illegale drankaangelegenheden de meest gespeelde, want goed dansbare muziek. Het was vooral in Kansas City in de staat Missouri waar de burgemeester het drankverbod aan zijn laars lapte en dat was voor veel jazzmusici aan het begin van de crisistijd dan ook het toevluchtsoord waar met muziek nog een boterham te verdienen viel. De misdaad tierde er vanwege de illegale drankpraktijken welig en daardoor was er ook een bloeiend uitgaansleven.  

Hierdoor werd Kansas City aan het begin van die crisisjaren de ontmoetingsplek voor jazzmusici. Solisten en bands namen het tot diep in de nacht tegen elkaar op met swingende jazz. De swing had zijn intrede al gedaan aan het eind van de jaren twintig in onder andere New York. Swing staat voor dans en ritme en het werd gespeeld in restaurants en clubs door grotere orkesten (bigbands) met als doel het aanwezige publiek te laten dansen. Beroemde speelplaatsen in die tijd in de New Yorkse wijk Harlem waren onder andere de Cotton Club, de Savoy Ballroom en het Apollo Theater. In Chicago stonden de swingorkesten in The Grand Terrace en in Detroit in The Greystone. 

Befaamde bigbandleiders uit die periode: Fletcher Henderson, Duke Ellington (foto), Count Basie, Cab Calloway, Chick Webb en Don Redman. Dat waren zwarte bands. Daarnaast had je de populaire blanke dansorkesten van onder andere Benny Goodman, Artie Shaw, Tommy en Jimmy Dorsey, Glenn Miller en Guy Lombardo.  De crisis bracht daar echter verandering in. Het bracht de rassen nader tot elkaar, althans in de zalen. Alle muzikanten zaten wat werk betreft in hetzelfde schuitje en zo werd er dus in onder andere Kansas City veel meer opgetreden door gemengde bands. Veel studio’s bleven in die tijd voor zwarte musici nog gesloten. Wel bood de radio, die samen met de grammofoon flink in opkomst was, de Amerikanen in andere delen van het land ook steeds meer de gelegenheid om de ontwikkelingen van de jazz te volgen. De man die zich in die jaren hard maakte voor zwarte muzikanten en hun hielp door te breken was de producent en muziekcriticus John H. Hammond. Zijn motto was: ‘I hear no race in jazz’.

Swing kenmerkt zich door een ritme dat minder sleept en meer ‘springt’ in doorgaans twee momenten per maat. Een zwaar moment op de eerste tel en een licht op de tweede en dat herhalen op de derde en de vierde tel. Hierdoor ontstaat een dansbaar ritme. Het ‘kruipt als het ware in de benen’, waardoor het lastig is om stil te blijven zitten. Swing is verder vooral een kwestie van feeling, timing (rond de tel) en frasering, waarbij de solisten en arrangementen zorgen voor het melodische verhaal en de ritmesecties voor de solide en strakke basis om het verhaal te kunnen vertellen. 

Een levend symbool van de swing in die jaren was Count Basie. Op de vraag van journalist Stanley Dance of hij een definitie van swing kon geven antwoordde hij: ‘Nee. Ik denk alleen maar dat het een kwestie is van goede dingen die worden samengebracht waarop je echt lekker met je voet kunt meetikken.’ Een zijn gitarist Freddy Green vulde die definitie als volgt aan: ‘Het soort ritme dat je speelt heeft er veel mee te maken. Het is de ritmesectie die het meest bepaalt of een band swingt.’