Terwijl de swing in Amerika hoogtij vierde en New York aan het eind van de jaren ’30 van vorige eeuw op jazzgebied geleidelijk aan toch weer toonaangevender werd dan Kansas City, waren er in Europa hele andere ontwikkelingen aan de gang. In Duitsland had de Nazipartij van Adolf Hitler de crisis gebruikt om met succes een greep naar de macht te doen. Een machtsgreep die uiteindelijk resulteerde in de Tweede Wereldoorlog. Een oorlog waarin de jazz als muziek van de vijand ook een rol zou spelen.
De jazzmuziek sijpelde in die vooroorlogse jaren nog maar mondjesmaat door naar Europa en dus ook naar Nederland. Hoewel de jazz steeds populairder werd, was er ook veel kritiek op. Het veroorzaakte zelfs enige maatschappelijk onrust. Net als in veel andere Europese landen domineerde in de jazzkritieken in Nederland vooral de ethische verontwaardiging en angst voor moreel verval. De nieuwe muziek werd op één lijn gesteld met zedeloosheid en primitivisme en vormde daardoor een bedreiging voor de westerse beschaving.
“Bandeloos, zonder algemene muziekleer, woest en luid. In de overvolle cafés razen zonder ophouden de Jazzbands. De even dierlijk muzikale als bandeloze negers geven – in den letterlijke zin des woords – den toon aan,” zo mopperde componist Willem Pijper bijvoorbeeld. Maar ook de geestelijke leiders zagen in wat ze de ‘Amerikaanse amusementscultuur’ noemden een gevaar voor de opgroeiende jeugd. De jazz was de popmuziek van toen waar de oudere generatie zich tegen afzette, maar die door jongeren als bevrijdend werd ervaren en door hen werd omarmd.
In Europa was het de gitarist Django Reinhardt (over hem in de volgende aflevering meer) die opviel door zijn innovatieve stijl waarmee hij de jazz omarmde. De in een woonwagenkamp opgroeide Reinhardt mengde zigeunermuziek en traditionele Jiddische muziek met jazz en ontwikkelde zijn typisch eigen stijl: jazz manouche ofwel de gipsy jazz. En hoewel er dus in veel Europese landen door met name de bestuurders, kerkleiders en klassiek georiënteerde musici en componisten met argwaan naar die ‘frivole Amerikaanse dansmuziek’, die dan ook hoofdzakelijk in dansgelegenheden te horen was, werd gekeken en geluisterd kwam er geen verbod op de jazz.
Er was echter één uitzondering; Duitsland. De door het verlies van de Eerste Wereldoorlog bitter gestemde Duitsers zagen als snel in dat de nieuwe muziek ontregelde. Leidinggevend intellectuelen en autoriteiten bestempelde jazz al in jaren ’20 als on-Duits. Het werd gezien als een zedeloos en cultuur ondermijnend fenomeen en zelfs als bedreiging van de eigen nationale identiteit. Zo werd jazzmuziek al in de loop van de jaren twintig bekritiseerd als een product van respectievelijk Anglo-Amerikaanse, negroïde, internationalistische, bolsjewistische en joodse origine.
De nationaalsocialisten maakten, toen zij in 1933 de macht volledig in handen kregen, dankbaar gebruik van die kritiek door een radicale herinrichting van het Duitse muziekleven in gang te zetten. In maart 1993 werd onder Reichspropagandaleiter Joseph Goebbels de reichsmusikkammer ingevoerd waar musici zich moesten inschrijven. Live-uitvoeringen van jazz waren al eerder verboden en via het inschrijfsysteem werd Joodse musici en componisten, maar ook jazzmusici verboden om te werken vanwege hun niet-arische afstamming.
Maar ja, Goebbels had te weinig personeel en middelen om ook een goed controlesysteem op te zetten. Het was onmogelijk om het enorme aantal dans- en concertzalen, alleen in Berlijn waren er al duizenden, te controleren. Dus lukte het tot 1940 niet echt om de jazz in Duitsland het zwijgen op te leggen. Dat gebeurde pas toen het echt oorlog werd en Goebbels gewoon alle muziek uit landen waarmee Duitsland in oorlog was te verbieden. Landen die onder dat verbod vielen waren onder andere Polen, Frankrijk, Engeland en Amerika. Ook de radio was in Duitsland voortaan in handen van de partij, dus via dat kanaal werd het eveneens lastiger om jazz te beluisteren. Zo werd jazz in die jaren verboden muziek in alle landen die door Duitsland bezet waren. Dus ook in Nederland. Maar zelfs dat bracht de jazz niet helemaal tot zwijgen. Het werd juist een sport om tijdens verjaardagspartijtjes en andere bijeenkomst in goed verduisterde huiskamer platen van onder andere Nat Gonnella (foto) en Benny Goodman te draaien. Zo werd jazz in die oorlogsjaren tevens de muziek van het verzet.