In deze serie, waarin we inmiddels in de periode 1940-1950 zijn beland, ging het tot nu toe vooral over de bakermat van de jazz, de Verenigde Staten. In deze aflevering richten we onze blik op Nederland. Hoe is de jazz in die jaren hier terecht gekomen en ontvangen?
Nederland heeft een rijke jazztraditie. Het ontstaan daarvan loopt bijna parallel met de ontstaansgeschiedenis van de jazz in de VS. Sterker nog, de Nederlandse jazz heeft, behalve in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, nooit los gestaan van wat zich op dit gebied in de VS afspeelde. De rol van de grammofoon is daarbij groot geweest. De allereerste jazz kwam Nederland in 1917 binnen via de eerste plaat van de Original Dixieland Jass Band. Het zou vervolgens nog drie jaar duren voor deze ‘nieuwe’ muziek hier ook echt aan zou slaan.
Het was de Mayfair Jazz Band uit Engeland die in 1920 tijdens een tournee door Nederland en België het grote publiek in die Lage Landen voor het eerst echt kennis liet maken met jazz. Men dacht hier overigens toen nog dat jazz stond voor een bepaalde dans en niet voor een nieuwe muziekstijl. Maar het sloeg wel aan. In Nederland was het de pianist Leo de la Fuente die de muziek oppikte en 1920 het eerste Nederlandse professionele jazzorkest oprichtte: James Meijer’s Jazz Band. Hij deed dat samen met de Amsterdamse dansleraar James Meijer wiens naam aan het orkest verbonden werd.
Het orkest bestond uit vijf musici en had naar de toen geldende ‘jazz-maatstaven’ een opmerkelijk instrumentarium van piano, viool, fagot, banjo en slagwerk. Geen koper- en rietblazers dus, omdat er in 1920 hier nog geen musici voorhanden waren die zich met die instrumenten improviserend en swingend in het jazzidioom konden bewegen. Ondanks dat waren die eerste wankele schreden van deze Nederlandse pioniers richting de jazz een ware sensatie.
Ook in Den Haag ontdekte men in die periode de jazz. Daar begon het Haagse amateurorkest The Original Jazz Syncopators te spelen in de gangbare dixieland- en Chicago-stijl. De pianist van dit ensemble was Theo Uden Masman. Hij kwam ook terecht in The Queen’s Melodists en The Resonance Five die later werd uitgebreid tot Resonance Seven. Uit deze laatste band ontstond in 1926 onder aanvoering van Masman het orkest The Ramblers dat zou uitgroeien tot één van de bekendste Europese Jazzformaties van voor de Tweede Wereldoorlog. Het was ook in 1926 dat het Amerikaanse orkest van Paul Whiteman met de klarinettist Sydney Bechet Nederland aandeed. Het was Whiteman die hier als een soort jazzambassadeur in interviews uitlegde dat jazz niet zomaar een dansvorm was, maar een compleet nieuwe muziekstijl, een kunstvorm. Mede dankzij zijn charmeoffensief, waarvoor hij tijdens jazzconcerten ook jazzbewerking van composities van List en Wagner inzette, kreeg de jazz in Nederland uiteindelijk vaste grond onder de voeten.
Maar niet bij iedereen. Met name de Nederlandse radio-omroepen waren helemaal niet zo gecharmeerd van die ‘wilde’ nieuwe muziek en dus ook helemaal niet happig om die te laten horen. Alleen de VARA durfde het aan en daar waren The Ramblers dan ook regelmatig te horen. In 1936 werden zij zelfs het huisorkest van deze omroep. Intussen gebeurde er veel in die jaren in Nederland op jazzgebied. Er ontstond een orkest The Moochers met onder andere trombonist Pierre Wijnobel en trompettist Boy Edgar. Gitarist Jan Mol richtte The Bamboozlers op en zijn collega Eddy Christiani (foto) was onder meer actief in de Hot Club van de in 1935 opgerichte Nederlandse Jazz Liga. Christiani is uiteindelijk bekend geworden als de eerste bespeler in Nederland van de elektrische gitaar.
In 1941 werd de jazz als ‘Anglo-Amerikaanse muziek’ door de Duitse bezetter verboden, maar daar hield men zich in Nederland niet echt aan. Titels en teksten werden in het Nederlands vertaald en men speelde als Nederlandse bands gewoon door. Zo werd in 1942 door pianist Ab de Molenaar The Millers opgericht. The Ramblers werd omgedoopt tot ‘Theo Uden Masman en zijn dansorkest’ en de The Moochers speelden door onder de naam ‘Moetschers’. Ook de bigbands van Ernst van ‘t Hoff en Dick Willebrandts bleven spelen.
Tijdens de laatste oorlogsjaren ontwikkelde de musici Peter Schilperoort (klarinet, saxen) en pianist Frans Vink een plan om na de oorlog een school op te zetten waar jonge musici een jazzopleiding zouden krijgen: The Dutch Swing College. The Orchestra of The Dutch Swing College werd het huisorkest. Het eerste concert van dit orkest op 5 mei 1945 werd een groot succes. The Dutch Swing College Band was geboren en zou uitgroeien tot een internationaal vermaard dixielandorkest. In 1945 werd ook het Metropole Orkest opgericht en brak Ab de Molenaar door met het Miller Sextet met de saxofonisten Harry Verbeke en Herman Schoonderwalt en pianiste/zangeres Pia Beck. Het eerste Nederlandse jazzfestival had toen al plaatsgevonden. In 1940 werd in het Kurhaus in Scheveningen het Jazzwereld-festival gehouden met optredens van onder andere The Moochers en Boy Edgar. In die periode werd ook het jazztijdschrift Jazzwereld gelanceerd. Jazz was niet meer weg te denken uit Nederland.