Trompettist Miles Davis wordt gezien als de grootste vernieuwer van de jazz in de periode na de Tweede Oorlog. Zijn plaat ‘Kind of Blue’ (1959) is nog altijd het bestverkochte jazzalbum uit de geschiedenis. Op deze plaat komt de door Davis ontwikkelde zogeheten modale jazz tot volle wasdom. Veel beter is het tot op de dag van vandaag volgens kenners en liefhebbers nog niet geworden.
Miles Dewey Davis III werd in 1926 in Alton (Illinois) geboren in een welgesteld gezin. Zijn vader was tandarts en zijn moeder pianiste. Hij groeide op in East Saint Louis en zijn moeder wilde dat hij viool zou gaan spelen, maar op zijn dertiende verjaardag kreeg hij een trompet van zijn vader. Naast paardrijden op de ranch van zijn ouders ging hij fanatiek met dit instrument aan de slag. Hij kreeg les van Elwood Buchanan, de voormalige trompettist in de band van Andy Kirk. Die leerde hem, in strijd met wat toen gangbaar was, spelen zonder vibrato. Davis is dat zijn hele leven blijven doen en heeft zo de voor hem zo kenmerkende heldere toon ontwikkeld die bepalend is geweest voor zijn carrière.
Zijn eerste ervaringen als ensemblespeler deed hij op in de plaatselijke rythm & bluesgroep Eddie Randall Blue Devils en in de bigband van zanger Billy Eckstine waarin ook Charlie Parker en Dizzy Gillespie speelden. Van hen raakt hij zo onder de indruk dat hij na zijn middelbare school in 1944 in hun spoor naar New York vertrok. Daar begon hij een studie klassiek trompet aan de befaamde Juilliard School of Music, maar dat was niet waarvoor hij naar de Big Apple gegaan. Hij zocht zijn idolen op, zag kans met hun samen te spelen en ging zich toeleggen op de bebop.
Hij belandde in het kwartet van Charlie Parker (1945-1948) en ontwikkelde daar zijn eigen stijl met een sterk melodisch karakter. Hij speelde het liefst in het middenregister. Zijn notengebruik was spaarzaam en stiltes kregen bij hem tegen de achtergrond van een gestaag doorwerkende ritmesectie een spanning verhogende functie. In 1949 ging Davis zijn eigen weg, Hij ging samenwerken met de Canadese arrangeur en pianist Gil Evans, ging zelf componeren en maakte naam met de historische plaatopname Birth Of Cool (1949). Zijn carrière kwam op stoom. In datzelfde jaar debuteerde hij in Europa op het Jazzfestival in Parijs. Zijn populariteit steeg en hij begon goed te verdienen. Maar zoals altijd heeft roem een keerzijde. In de New Yorkse clubs kwam ook hij in aanraking met heroïne en vanaf 1950 was hij serieus verslaafd aan harddrugs. Zijn talent leek verloren te gaan en zijn carrière dreigde als een nachtkaars te doven. Zij leven werd tamelijk obscuur, al maakte hij af en toe heel ongeïnspireerd nog een plaat. Bewust van zijn verslaving keerde hij in 1954 terug naar East Saint Louis om daar met behulp van zijn vader af te kicken.
Volgens eigen zeggen helemaal afgekickt keerde hij terug naar New York. Daar richtte hij in 1955 het Miles Davis Quintet op met John Coltrane (saxofoon), Red Garland (piano), Paul Chambers (bas) en Philly Joe Jones(drums). Davis ging door met waar hij voor zijn afkickperiode was gebleven en creëerde de ruimte om lange, legato en in wezen melodische lijnen te spelen, waarin hij de modale muziek (muziek die uitgaat van ander toonladders dan majeur en mineur) leerde doorgronden.
Hij ging daar steeds verder in en bleef vernieuwen. Dat resulteerde in 1959 in Kind of blue, een muziek-technisch nog altijd verbluffende plaat met tijdloze cooljazz die heel toegankelijk is. Davis maakte de plaat met de saxofonisten John Coltrane en Cannonball Adderly, de pianist Bill Evans en Wynton Kelly, Paul Chambers (bas) en Jimmy Cobb (drums). Helaas is van dit legendarische gezelschap niemand meer in leven, Afgelopen zondag is het laatst nog levende lid, drummer Jimmy Cobb, overleden.
Het album is opgenomen zonder vooraf uitgeschreven muziek of repetities. Davis gaf de muzikanten wat schetsen van toonladders en melodielijnen en daar moesten zij op improviseren. Maar Davis bleef vernieuwen. In 1964 vernieuwde hij de ritmesectie met Herbie Hancock (piano), Ron Carter (bas) en Tony Williams (drums). Later kwam daar saxofonist Wayne Shorter nog bij. De groep speelde jazzstandards waarbij de grenzen van de traditie werden opgezocht. Eind van de jaren ’60 ging hij elektrisch met een elektrische piano, elektrische bas en elektrische gitaar. Zo bleef hij, soms tot verdriet van zijn fans, nieuwe wegen inslaan.
In 1975 was hij klaar met de muziek. Hij kampte door drugsgebruik met een slechte gezondheid en was depressief. Toch keerde hij in de jaren ’80 weer terug in de muziek met wisselde groepen. Hij ging zich toeleggen op door rock, funk en popsongs geïnspireerde muziek en speelde nummers als Time After Time van Cyndi Lauper en Human Nature van Michael Jackson. Op grote internationale festivals (vanaf 1984 was hij vaste gast op het North Sea Jazz festival in Den Haag) was hij tot 1991 een graag geziene gast. In dat jaar overleed Davis op 65-jarige leeftijd aan een zware longontsteking gevolgd door een beroerte. Zo kwam er een einde aan het leven van een man die alle uithoeken van de muziek heeft verkend en die terecht de ‘Picasso van de Jazz’ wordt genoemd. Bovendien kon hij, om maar even bij Picasso te blijven, ook heel goed tekenen.