Ze zijn er tot nu toe in deze serie bekaaid vanaf gekomen, de vrouwen. Toch hebben ook zij een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de jazz. Daarom volgen er nu een paar afleveringen waarin alle schijnwerpers op een aantal van deze vrouwen is gericht. Ella Fitzgerald is de eerste. Zij wordt gezien als één de grootste zangeressen in de klassieke jazztraditie met een repertoire dat ruim een halve eeuw standards, popsong en jazz-originals omvat.
Ella Jane Fitzgerald werd in 1917 in Newport News (Virginia) geboren. Zwart en vrouw zijn was in die jaren in Amerika geen ideale combinatie. Zij had dan ook een moeizame en arme jeugd. Ze was nog maar een peuter toen ze met haar moeder naar New York vertrok in de hoop dat het leven daar beter zou zijn. Het werd iets beter, maar niet veel beter. De jonge Ella werd als zestienjarige zelfs dakloos toen haar moeder, waar ze een innige band me had, overleed. Een jaar lang zwierf ze door New York. Ze wilde graag danseres worden en om die droom waar te maken schreef ze zich in het najaar van 1934 in bij het Apollo Theater in Harlem waar wekelijks een amateur-concours werd gehouden. Toen het zover was sloeg de paniek echter toe. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Iemand van het theater vroeg of ze ook kon zingen. Ze zei ja, ging het podium en zong een jazznummer wat ze toevallig kende en won het concours. Het publiek ging uit z’n dak en de toen 17-jarige Ella was van het ene op het andere moment van een dakloos meisje verworden tot een ster in dop.
Het was drummer en orkestleider Chick Webb die haar talent herkende. Hij nam haar onmiddellijk op in zijn Savoy Ballroom-orkest. Daar begon ze naam te maken en al in 1935 nam ze haar eerste platen met het orkest op en scoorde haar eerste hit: A-Tisket, A-Tasket. Webb, die door tuberculose een groeistoornis had opgelopen en daar een broze gezondheid aan had overgehouden, overleed in 1939. Ella besloot echter om met het orkest verder te gaan en doopte het om in Ella Fitzgerald and her Famous Orchestra.
Het werd niet echt een succes, maar ze deed in die periode als de leading lady wel veel ervaring op. In 1941 besloot ze solo verder te gaan. Haar repertoire verschoof in die periode van swing naar bebop en ze trad op met grootheden als Dizzy Gillespie en Duke Ellington. Daar ontwikkelde ze haar stem verder en die bleek uiteindelijk heel uitzonderlijk. Ze had een moeiteloos bereik van vier octaven en uitzonderlijk improvisatietalent, waarmee ze het scatten, het al improviserend betekenisloze woorden zingen in de bebop-stijl, tot een waren kunst heeft verheven. Het bijgevoegde nummer Mack the Knife (Live in Berlin) is het beste bewijs van haar improvisatietalent. Ze zong het op verzoek, maar had het al jaren niet gezongen. Ze wist de tekst dus niet meer precies, maar improviseerde het nummer vol met teksten uit andere nummers. Werkelijk geniaal.
In 1949 kwam ze in contact met impresario en labeleigenaar Norman Granz en ging optreden in zijn rondreizende concertserie Jazz At the Philharmonic. In 1955 speelde ze in een film met Peggy Lee en in 1956 tekende ze een contract bij Granz jazzlabel Verve. Ella Fitzgerald was uitgegroeid tot een diva. Ze trad op met sterren als Louis Armstrong, Dave Brubeck, Frank Sinatra, Oscar Peterson, Count Basie en vele anderen. Ze nam veel singles op waarvan Can’t Buy Me Love eveneens een grote hit werd. Na een eerder misluk huwelijk trouwde ze in 1948 met bassist Ray Brown. Met hem adopteerde ze de zoon van haar overleden halfzuster Frances, Ray Brown jr. Na de scheiding van Ray senior in 1953 heeft ze de jongen naast haar carrière alleen opgevoed.
In 1966 liep haar contract bij Verve af, maar Norman Granz bleef haar manager. Om een wat jonger publiek te trekken ging ze zich meer toeleggen op country and western, spirituals en popsongs, maar in 1972 keerde ze terug naar de jazz. Ze ging optreden met Count Basie en Tommy Flanagan Trio en maakte een serie Songbooks, albums waarop zij eer bewijst aan Irvin Berlin, George Gershwin, Jerome Kern, Cole Porter en Richard Rodgers.
Haar gezondheid liet toen al te wensen over. Ze had diabetes en de gevolgen daarvan werden steeds groter. De ziekte leidde eerst tot blindheid, maar ook haar stem ging later achteruit. Haar laatste plaat maakte ze in 1984 met de saxofonist Benny Carter. In 1990 zou ze optreden tijdens de gala-avond van het North Sea Jazz Festival in den Haag, maar vlak voor het concert werd ze met hartklachten opgenomen in het Haagse ziekenhuis Bronovo. In 1991 nam ze nog de soundtrack op voor de Japanse film Setting Sun en haar laatste publiek optreden was in 1992 tijdens de uitreiking van de Grammy Awards, waarvan zij er gedurende haar carrière dertien heeft ontvangen. Als gevolg van de diabetes moesten in 1993 haar beide benen worden geamputeerd. In 1996 is op 79-jarige leeftijd in haar huis in Beverly Hills overleden.