Cool jazz, de reactie op opzwepende bebop

Na een paar uitstapjes naar vrouwen in de jazz gaan we terug naar de geschiedenis van de muziek. We waren gebleven in de jaren ’40 en ’50 bij de opkomst van de bebop. En zoals dat gaat bij de opkomst van een nieuwe stijl zijn er natuurlijk altijd mensen die daar niet van gecharmeerd zijn. Dat was bij de bebop, een stijl die echt brak met wat we nu de traditionele jazz noemen, niet anders. Dus ontstond in diezelfde periode als reactie op de bebop de cool jazz.

Niet iedereen was dus enthousiast over de opkomst van de bebop. Dat ging zo ver dat er bij een deel van het toen verwegend blanke publiek als een soort tegenbeweging van die nieuwe opzwepende stijl weer belangstelling ontstond voor eerdere jazzstijlen. Zo speelden trompettist Lu Watters en trombonist Turk Murphy liever de oorspronkelijke jazz van de zwarte musici uit New Orleans. Zij kwamen bijeen in San Francisco en formeerden de Lu Watters Yerba Buena’s jazzband (genoemd naar een baai in San Francisco) en speelden zoals Joe ‘King’ Oliver en Jelly Roll Morton met twee cornetten in de lead en fristen het ritme op door met name accenten te leggen op de afterbeat (tweede en vierde tel). 

Aan de Amerikaanse westkust ontwikkelde zich tevens een stijl die teruggreep naar de ragtime, een stijl die is beïnvloed door Europese mars- en amusementsmuziek en die mede heeft gediend als basis voor de oudste vorm van jazz. De terugkeer van de ‘oude’ stijlen gaf aan dat iedere nieuwe ontwikkeling in die tijd niet door iedereen werd gewaardeerd. Naast de nieuwe ontwikkelingen was er dus sprake van een revival-beweging ofwel de herbeleving van oude jazzstijlen door een nieuwe generatie jazzmusici.

Zo ontstond tegen het einde van de jaren ’40 onder de blanke musici in New York, als tegenhanger van de opzwepende bebop, ook een stijl die cool jazz werd genoemd. Door de getemperde en beheerste spelopvatting lijkt deze stroming zelfs dichter bij discipline van de Europese kamermuziek te staan dan bij zwarte Amerikaanse jazztraditie. Cool jazz klinkt minder grillig, subtieler en serieuzer. De musici lijken meer op zoek naar de schoonheid en organisatie dan naar extase. Hier ontstaan ook de aanzetten tot het gebruik van modale technieken die evenwichtiger klinken dan de dwingende samenklanken uit de vroege bebop.   

Gangmaker van deze stijl, die in die periode nog werd bestempeld als gevoelloos, academisch en verstandelijk, was pianist en componist Lennie Tristano (foto). In een sextet, waarin hij speelde met onder andere altsaxofonist Lee Konitz, tenorsaxofonist Warne Marsh en gitarist Billy Bauer, ontwikkelde hij een zeer geraffineerde, polyfone manier van samenspelen. De muziek krijgt hierdoor, in tegenstelling tot het vrije, geïmproviseerde bebopgeluid, een georganiseerd karakter. Emotionele expressiviteit, zoals bijvoorbeeld een blazerstoon vol vibratie, was taboe. En de ritmesectie had geen andere taak dan zeer exact, maar accentloos in tempo te blijven spelen. Wel vormden, net als in de bebop, de akkoordenschema’s van populaire standaards de basis voor nieuwe composities. 

In dezelfde periode was trompettist Miles Davids met bijna vibratieloos geluid met zijn negenmansformatie ook volop aan het experimenteren en de muziek die daar is ontstaan wordt eveneens met cool jazz geassocieerd. Het leverde de iconisch jazzalbums ‘Birth of Cool’ en ‘Kind of blue’ op. Dat nieuwe muziekstijlen soms ook wringende combinaties kunnen opleveren is te horen aan het nummer ‘The Man I Love’ van het album ‘Miles Davis and The Modern Jazz Giants’. Daarop spelen Davis en pianist Thelonius Monk samen en het verhaal gaat dat ze tijdens dit nummer bijna op de vuist zijn gegaan vanwege Monks sterk dwingende harmonieën (cool jazz) tijdens het toch meer improviserende spel (bebop) van Davis.

Als het gaat om het woord cool binnen de jazz moet er overigens wel een onderscheid worden gemaakt tussen cool als specifieke jazzstijl (Tristano en zijn volgelingen) en het woord cool als specifieke aanduiding van een geluid, bijvoorbeeld als tegenstelling tot hot. Met hot jazz wordt veelal de jazz voor de swingperiode bedoeld en alle jazz die daarna is ontstaan wordt vaak in het hokje cool geplaatst. Op basis van deze al dan niet terechte grove indeling zou je de tenorsaxofonist Lester Young ‘cool’ kunnen noemen, terwijl de tenorsaxofonist Coleman Hawkins beter in het hokje ‘hot’ past. Over deze twee jazzgrootheden die in dezelfde periode actief waren, maar die qua muziek met totaal verschillende stijlen bezig waren, volgende keer meer.

Cool jazz als stijl is overigens altijd gebleven. Het innovatieve en georganiseerde karakter van deze stijl is ook terug te vinden in onder andere het nummer ‘Bluesette’ van Toots Thielemans, maar ook in het werk van accordeonist, saxofonist en componist Joe Vanenkhuizen (artiestennaam van Joop van Enkhuizen) met zijn voorkeur voor 6/8 maatsoorten en drummer Pierre Courbois die in zijn werk doelbewust andere metrums gebruikt. Andere grootheden die onder de noemer van cool jazz geschaard worden zijn Chet Baker, Dave Brubeck, Paul Desmond, Stan Getz, Lee Konitz, Art Pepper, Russ Freeman, maar ook onze eigen Ann Burton en Rita Reys.