Don Cherry: trompettist en muzikaal vernieuwer

Soms stuit je, al struinend in diverse archieven en naslagwerken of op social media, op muzikanten waarvan de naam niet direct een lichtje bij je doet branden. Dan blijkt echter, als je wat verder in de geschiedenis duikt, dat je deze ogenschijnlijk voor jouw onbekende muzikant in allerlei bezettingen op platen wel degelijk voorbij hebt horen komen. En als je je dan verdiept in de geschiedenis van zo’n voor jou onbekende speler, blijkt het in de jazz toch wel een grote meneer te zijn geweest. Dat zijn de onbekende pareltjes die bij nadere bestudering in de schaduw van de grootheden waarmee zij hebben gewerkt toch flink blijken te schitteren. Trompettist Don Cherry is voor mij zo’n onderbelicht pareltje waar de schijnwerper maar eens op gericht moet worden.

Don Cherry komt uit een muzikale familie. Hij werd op 18 november 1936 geboren in Oklahoma City (VS). Zijn Afro-Amerikaanse vader speelde trompet en zijn moeder van Choctaw-afkomst, een Indiaanse stam, speelde piano, net als zijn grootmoeder. Bovendien was zijn vader eigenaar van de Cherry Blossom Club in Oklahoma City. Daar werden jazzconcerten georganiseerd met optredens van onder andere jazzgitarist Charlie Christian en het orkest van bandleider Fletcher Henderson. De jonge Don werd dus in zijn jongste jeugdjaren al met muziek en jazz geconfronteerd.

In 1940 verhuist het gezin naar Los Angeles, de stad met een zeer levendige jazzscéne. Er zijn veel jonge jazzmusici actief en er ontstaan veel nieuwe stijlen. Eén van de middelpunten van die jazzscene is de Plantation Club aan Central Avenue; in die club runt Don’s vader een café. Zelf heeft hij inmiddels trompet en piano leren spelen, maar zit ook nog op school. Toch trekt de muziek meer. Halverwege zijn studie verruilt hij dan ook zijn middelbare school voor een andere om daar in een swingband te kunnen spelen. Dat resulteert in de plaatsing op de Jacob Riis High School, een soort hervormingsschool waar dwarse leerplichtige tieners als straf naartoe worden gestuurd. Daar ontmoet hij als medeleerling de latere drummer Billy Higgings, waar hij op een later moment mee gaat samenspelen.

In het begin van de jaren ’50 speelt de jonge Cherry veel mee met jazzmuzikanten in Los Angeles. Overigens niet altijd als trompettist. Bij de groep van trompettist Art Farmer doet hij mee als pianist. Ook speelt hij mee tijdens een jamsessie in het huis van saxofonist Eric Dolphy met onder andere trompettist Clifford Brown en drummer Max Roach. Kortom, hij leert al op jonge leeftijd de fijne kneepjes van het vak van jazzmusici die dan al echte grootheden zijn.

Uiteindelijk stort hij zich na zijn schooltijd volledig op de muziek. Dat resulteert halverwege de jaren ’50 in een eerste toer door Amerika met saxofonist James Clay. Zijn echte doorbraak komt in 1958 als hij als trompettist optreedt met het kwintet van saxofonist Ornette Coleman en daarmee ook voor het eerst bij een plaatopname betrokken is. Het is het begin van een lange samenwerking met deze pionier van de free jazz. Hij maakt naam onder zijn vakgenoten, leidt in 1966 de opnames van het album The Avant-Garde met saxofonist John Coltrane, toert met saxofonist Sonny Rollins, saxofonist Albert Ayler en pianist George Russell. Hij treedt toe tot de New York Contemporary Five, de band van Archie Schepp en John Tchicai. Intussen ontpopt hij zich ook als opnameleider bij het platenlabel Blue Note. Kortom, Don Cherry is in de wereld van de jazz onder zijn vakbroeders een grote naam en zeer gewaardeerde collega geworden.

Hij is bovendien zeer veelzijdig en houdt zich niet alleen met jazz bezig. Zo speelt hij in 1969 trompet en andere instrumenten voor het in 1970 uitgekomen album Songs of Innocence and Experience van de dichter Allen Ginsberg, die daarop stukken zingt van de 18de-eeuwse dichter William Blake. In de jaren daarna gaat hij weer met Coleman samenwerken, maar houdt zich ook bezig met de verdere ontwikkeling van wereldmuziek. Zo verwerkt hij invloeden uit het Midden-Oosten en traditionele Afrikaanse en Indiase muziek in zijn spel. Hij studeert zelfs een periode Indiase muziek bij Vassant Rai.

Maar hij blijft ook de jazz trouw. Tussen 1978 en 1982 neemt hij voor ECM drie albums op met de groep Codona. De muziek die zij maken wordt World Jazz genoemd. Hij componeert muziek voor de film The Holy Mountain en maakt in het begin van de jaren ’80 platen als leider van zijn eigen kwartet. In 1987 komt hij weer terug bij het kwartet van zijn oude maat Ornette Coleman; die samenwerking resulteert in het album In All Languages. Verder is hij als trompettist betrokken bij plaatopnamen van onder andere Lou Reed, Ian Dury en Sun Ra.

Cherry is in 1994 ook betrokken bij de compilatie-cd van de Red Hot Organization. Doel van dat album is de aandacht vestigen op de aids-epidemie in de Afrikaans-Amerikaanse samenleving. Dat lukt, de plaat wordt door het tijdschrift Time uitgeroepen tot ‘Album van het jaar’. Don Cherry is op 19 oktober 1995 in Malaga (Spanje) op 58-jarige leeftijd overleden aan leverkanker. In 2011 is hij opgenomen in de Oklahoma Jazz Hall of Fame. Een terecht eerbetoon aan een gepassioneerde musicus die misschien niet wereldberoemd is geworden, maar zeer zeker wel een belangrijke muzikale vernieuwer in de wereld van de jazz.

https://www.youtube.com/watch?v=9LzwaoW8sTw

Geef een reactie