Jazz als soundtrack van de bevrijding

Ze moesten er niks van hebben, de Duitse bezetters tijdens de Tweede Wereldoorlog. Jazz was de muziek van de vijand en het was ten strengste verboden om te spelen en ernaar te luisteren. Zo werd jazz de muziek van de illegaliteit. En direct na de oorlog de soundtrack van de bevrijding.  

5 mei 1945, Nederland is definitief bevrijd. Jazz mag weer en in het verlengde daarvan zijn ook de Engelse liedteksten, voor de Duitsers lang de taal van de vijand, weer toegestaan. En dat willen we weten ook. Er wordt in die dagen volop gedanst in de Nederlandse straten. De meest populaire dansen zijn de foxtrot, de lindy hop en de jitterbug. Vooroorlogse dansen gebaseerd op de jazzmuziek. Opnieuw geïntroduceerd door de Engelse, Amerikaanse en Canadese bevrijders. Zo wordt jazz de soundtrack van de bevrijding. 

De jazz, die voor de oorlog al zijn intrede in Europa en dus ook in Nederland had gedaan, keert na de oorlog samen met kauwgum, chocolade, spijkerbroek en cola terug op het Europese vaste land. De swingende muziek van Glenn Miller behoort in die tijd tot het ijzeren dansrepertoire, maar ook een nummer als ‘Rum and Coca-Cola’ van de Andrew Sisters is op iedere straathoek en op elk plein wel te horen.  

Ook voor de bevrijders zelf is de jazz belangrijke muziek. Met name in de Verenigde Staten is het tijdens de oorlogsjaren relatief rustig. De VS vecht wel mee, maar vooral op andere continenten. In het land zelf is weinig te merken van de oorlog, behalve dan dat de oorlogsindustrie op volle toeren draait en vele gezinnen wel een man, zoon of dochter naar het front ziet vertrekken. Het leven gaat verder zoveel mogelijk normaal door en ook de muziekindustrie blijft werken. Er wordt gewoon muziek gemaakt en uitgebracht, waaronder ook veel jazzmuziek. Veel van die muziek wordt gemaakt om de jongens en meisjes aan het front, mijlenver van huis, een hart onder de riem te steken. Er wordt voor die groep zelfs speciaal muziek geschreven en gespeeld door jazzmuzikanten. Vaak zijn dat vrolijke, opbeurende en dus swingende bigbandnummers. 

Voorbeelden daarvan zijn nummers als ‘Gi Jive’ van Louis Jordan, ‘Don’t Get Around Much Anymore’ van Duke Ellington, ‘Kiss The Boys Goodbye’ van Tommy Dorsey en ‘Till Then’ van de Mills Brothers. Veel van deze artiesten treden ook geregeld op voor de troepen aan het front. In dit rijtje mag ook zeker de Engelse zangeres Vera Lynn (foto) niet ontbreken. Haar nummer ‘We’ll Meet Again’ is tijdens de oorlogsjaren en in de jaren daarna natuurlijk hét nummer van hoop geworden. Maar haar oorlogsrepertoire is groter met nummers als ‘The White Cliffs of Dover’ en ‘When The Ligts Go On Again (All Over The World)’ allemaal liedjes van hoop, die verwijzen naar de bevrijding. 

Vlak na de bevrijding verschijnt er ook een enorme hoeveelheid speciaal geschreven bevrijdingsliedjes. Ook in het Nederlands. Met name de Canadese soldaten zijn hier populair, vooral bij de meisjes. Dus verschijnen er nummers met titels als ‘Little Holland Girl’ en ‘Thank You Boys’ en ‘Mijn Tommy uit Canada’, maar het meeste bekende is toch waarschijnlijk het oerhollandse ‘Trees heeft een Canadees’.  

Nou ja, in de euforie van de bevrijding is dat natuurlijk allemaal prachtig, maar naarmate die naoorlogse periode langer werd, en er toch nog volop Canadese bevrijders in het land aanwezig blijven, ontstaat er ook enige wrevel bij de Nederlandse jongemannen die de Hollandse meiden wel heel veel met de Canadezen zien optrekken. Ook dat resulteert weer in een lied met de veelzeggende titel ‘De Canadeesche Koorts’. De eerste regels daarvan luiden: 

‘Mijn vrouw heeft de Canadeesche koorts. 
Ze is niet te genezen. 
Ze danst, drinkt cocktails enzoovoort, 
Alleen met Canadeezen.’ 

Het in 1945 door een zekere ‘Jesse’ geschreven nummer is een duidelijke reactie op de populariteit van de Canadezen. In Nederland  worden in de naoorlogse periode ook veel nummers geschreven over betere tijden en wederopbouw. Denk aan ‘Eens zal de Betuwe in bloei weer staan’ dat Han Dunk schrijft voor gitarist/zanger Eddy Christiani. Maar ook het nummer ‘Als op het Leidse Plein de lichtjes weer eens branden gaan’ geschreven door Jacques van Tol met muziek van Cor Steyn en gezongen door Willy Walden is een ongekend populair lied van naoorlogse hoop geworden.  

Een mooi lied dat de sfeer van toen prima weergeeft, maar waar ook een klein smetje aan kleeft. Zo is na de oorlog duidelijk geworden dat tekstschrijver Jacques van Tol tijdens de oorlog veel nummers heeft geschreven voor het op nazipropaganda gebaseerde radioprogramma Zondagmiddagcabaret van Paulus de Ruijter. Hij was destijds lid van de NSB en schreef onder andere het antisemitische lied ‘De Jodenman’. Hij is daar na de oorlog voor veroordeeld. Zo geeft ook de muziekgeschiedenis aan dat de scheidslijn tussen goed en kwaad flinterdun is, maar dat de rol van muziek in zowel goede als slechte tijden van cruciaal belang kan zijn. Duidelijk is wel dat onder andere de jazz een belangrijke rol heeft gespeeld bij het herwinnen van het gevoel van vrijheid na een hele donkere periode in de wereldgeschiedenis.