Tenorsaxofonist Ben Webster

Naast de in de vorige aflevering besproken Don Byas waren er meer Amerikaanse jazzmusici die in de jaren zestig van de vorige eeuw de Verenigde Staten verruilden voor Europa. Eén van hen was de tenorsaxofonist Ben Webster die afwisselend in Amsterdam en Kopenhagen verbleef. Hij stond bekend als een grillige man met een moeilijke, maar kwetsbare persoonlijkheid. Maar als muzikant was hij van uitzonderlijk grote klasse met een uitmuntende beheersing van zijn instrument.

De wieg van Benjamin Francis Webster (27 maart 1909) stond in Kansas City (Missouri). Daar leert hij al jong piano en viool spelen. Pas daarna komt de saxofoon in zijn leven. Het is saxofonist en arrangeur Budd Johnson die hem de fijne kneepjes van het instrument bijbrengt en hij raakt verknocht aan het instrument. Hij laat de piano en de viool voor wat het is en sluit zich als saxofonist aan bij de Young Familie Band die op dat moment ook nog de talentvolle saxofonist Lester Young in de gelederen heeft. Het is de opmaat van een lange en rijke carrière voor Webster.

Al snel worden zijn bijzondere kwaliteiten herkend. In de jaren ’20 en ’30 ontwikkelt hij zich verder door in veel orkesten te spelen. Zo speelt hij in de orkesten van Andy Kirk, Fletcher Henderson, Benny Carter, Willie Bryant, Cab Calloway en in de band van Teddy Wilson. Hij ontwikkelt in die periode een eigen geluid. Zijn stijl is bijtend met harde, brutale uithalen in de snelle stukken, maar in de langzame stukken, die zijn grote specialiteit gaan worden, is zijn geluid teder, warm en ontwapenend lyrisch.

Die eigen, herkenbare stijl leidt ertoe dat hij in 1940 als eerste tenorsolist wordt toegevoegd aan het orkest van Duke Ellington. In de drie jaar die daarop volgen speelt hij als solist mee op vele bekende albums uit die periode zoals Cotton Tail en All Too Soon. Maar ook dan speelt zijn moeilijke persoonlijkheid hem parten. Zo verlaat hij de band van Ellington na drie jaar met ruzie, maar niet nadat hij een pak van de orkestleider aan stukken heeft geknipt. Hierna speelt hij in New York met eigen formaties en als lid van diverse bands met onder andere Raymond Scot, John Kirby en Sid Catlett. Soms neemt hij periodes van rust en trekt hij zich terug in het huis van zijn moeder in Californië.

In 1948 keert hij voor één seizoen terug bij Ellington en in 1953 maakt hij deel uit van de band van Count Basie. Daarna is hij jarenlang lid van Jazz at the Philharmonic, de sterrenformatie van impresario Norman Granz. Maar echt naar zijn zin heeft hij het niet meer in zijn geboorteland. Enerzijds een gevolg van de slechte werkomstandigheden voor met name zwarte jazzmusici, maar ook door een soort van minderwaardigheidscomplex waar hij last van heeft. Hij heeft het idee dat hij minder gewaardeerd wordt en ook minder kan dan generatiegenoten als Coleman Hawkins. Dus besluit hij in 1964 met een aantal Amerikaanse jazzmusici mee te gaan op een tournee naar Kopenhagen, destijds de hotspot van de jazz in Europa. In Kopenhagen speelt hij vaak met onder andere pianist Kenny Drew en bassist Niels Henning Orsted Pedersen.

In 1966 komt hij in Amsterdam terecht waar hij tot 1970 zal blijven. Hij speelt veel met de eveneens in Amsterdam wonende Don Byas, begeleid door Nederlandse ritmesecties. Ook speelt hij vaak samen met pianist Cees Slinger. Door zijn gecompliceerde karakter is Webster volgens Slinger geen gemakkelijke man om mee samen te werken, maar als je eenmaal zijn vertrouwen hebt gewonnen kun je een sterke band met hem opbouwen. Bovendien maakt zijn overmatig drankgebruik het er allemaal niet gemakkelijker op. Toch heeft hij gedurende zijn muzikale leven met alle groten in de jazz samengespeeld en is hij van invloed geweest op veel grote saxofonisten. Hij wordt niet voor niets samen met Coleman Hawkins en Lester Young beschouwd als één van de drie belangrijkste swingtenoren in de jazz.

Na 1970 is hij weer naar Kopenhagen gegaan en de jaren daarna is hij blijven pendelen tussen de Deense en de Nederlandse hoofdstad. De laatste periode van zijn leven bracht hij in Amsterdam door. Zijn laatste optreden was in het Leidse jazzcafé ‘De Twee Spieghels’ samen met pianist Irv Rochlin, bassist Henk Haverhoek en drummer Peter Ypma. Hij is op 20 september 1973 in een Amsterdams ziekenhuis aan een hersentrombose overleden. Vervolgens is hij in zijn andere thuishaven Kopenhagen begraven. Cineast Johan van der Keuken heeft in 1967 opdracht van de VPRO een 32 minuten durende film over hem gemaakt met als titel ‘Big Ben’. In 2000 is zijn door Jeroen Valk geschreven biografie verschenen, getiteld ‘Ben Webster, His Life and Music.

https://www.youtube.com/watch?v=-VnI0O1Hj9E

Don Byas in de polder

De fenomenale tenorsaxofonist Don Byas woonde jarenlang in Nederland en speelde in die periode mee tijdens vele platenopnamen van Europese en Amerikaanse jazzmusici. Ook toerde hij met vele van hen door Europa. Daarnaast nam hij hier in Nederland deel aan jamsessies en gaf zelf enkele concerten. Tot een volwaardig eigen Nederlands album kwam het echter nooit. Tot het Nederlands Jazz Archief Vara-opnames ontdekte van zo’n concert dat hij op 4 juli 1964 gaf in het Rembrandttheater in Haarlem. 

Don Byas wordt op 21 oktober 1912 geboren in Muskogee (Oklahoma) als Carlos Wesley Byas. Hij groeit op in een muzikale familie. Zijn moeder speelt piano en zijn vader klarinet. Al jong begint hij zelf met vioolspelen en dan vooral klassieke muziek. Maar al snel stapt hij over op de klarinet en zet zijn eerste stappen richting de jazz. Saxofonist Benny Carter was in die beginjaren zijn grote idool en het is dan ook niet raar dat hij de klarinet uiteindelijk weer inruilt voor de saxofoon.  

Als 17-jarige treedt hij veel op bij plaatselijke bands en tijdens zijn studiejaren op het college formeert hij al zijn eigen groep met de welluidende naam Don Carlos & The Collegiate Ramblers. Hij maakt zo veel vlieguren en gaat zijn instrument steeds beter beheersen. Hij speelt dan vooral op de altsax. Pas later, zo rond 1932, stapt hij onder invloed van Coleman Hawkins, over op de tenorsax. Dat wordt uiteindelijk het instrument waarop hij furore maakt. Trouw aan zijn leermeesters (Coleman Hawkins en Ben Webster) ontwikkelt hij een eigen stijl die de zeldzame combinatie vertoont van een felle betoogtrant van de swingschool zoals door Hawkins en Webster wordt beoefend en het behendig omgaan met de in die jaren opkomende bebopstijl.  

Zijn geluid is avontuurlijk, altijd verrassend, maar tegelijkertijd ook heel herkenbaar. Die herkenbaarheid komt mede door het hese, typische Byasgeluid in het middenregister. Hij gaat na zijn overstap op de tenorsax bij diverse bands in Californië aan de slag en maakt vandaar de stap naar de bloeiende jazzscene in New York.  Daar speelt hij met grootheden als Don Redman, Lucky Milinder, Andy Kirk en Benny Carter. En hij valt op met zijn eigen geluid. Dat leidt ertoe dat hij van 1941 tot 1943 de vervanger wordt van niemand minder dan Lester Young in de saxsectie van de Count Basie Band. 

In die periode gaat hij zich ook meer toeleggen op het verder moderniseren van zijn stijl tijdens bebopsessies in de beroemde club Minto’s Playhouse in Harlem. Hier speelt hij met onder meer trompettist Dizzy Gillespie, pianist Thelonius Monk en drummer Kenny Clarke. Kort na de Tweede Wereldoorlog gaat hij met de Don Redman Band naar Parijs. De band gaat na een aantal concerten in Frankrijk, Denemarken, België en Zwitserland weer terug naar de VS, maar Byas blijft in de Franse hoofdstad. Hij is één van de eerste Amerikaanse jazzmusici die Europa verkiest boven de hectische en vaak onstabiele jazzscene in New York. Ook in Europa is werk genoeg en in 1950 voegt hij zich bij het orkest van Duke Ellington voor diens Europese tournee. Daarna speelt hij veel vaker mee tijdens concerten van Amerikaanse collega’s als die Europa aandoen en is ook te horen op veel plaatopnamen die op het Europese vaste land worden gemaakt. Hij woont in de periode afwisselend in Parijs en Saint- Tropez.      

Het is echter de liefde die hem naar Nederland brengt. Hij trouwt met een Nederlandse vrouw en vestigt zich met haar in Amsterdam. Daar leidt hij een rustig en relaxt leven. Hij speelt vaak als gast mee bij Amerikaanse collega’s die hier op tournee zijn, is betrokken bij veel plaatopnamen, doet veel studiowerk en treedt in rustige tijden op als gastsolist in de Amsterdamse jazzclub Sheherazade. En hij heeft een favoriete visstek waar hij geregeld op de brommer naartoe gaat. In 1970 keert hij nog één keer terug naar zijn geboorteland waar hij als gastsolist speelt op het New Port Jazzfestival . In 1971 gaat hij nog een keer met de band van drummer Art Blakey op tournee naar Japan. Maar Amsterdam blijft zijn thuisbasis, waar hij op 24 augustus 1972 op 59-jarige leeftijd aan longkanker komt te overlijden. 

Don Byas heeft dus ruim zeventien jaar in Nederland gewoond en gespeeld, maar van die periode was tot voor kort geen volwaardig album terug te vinden. Dat terwijl hij toch in die jaren in allerlei bezettingen en met vele Nederlandse jazzmusici heeft opgetreden. Aan die omissie in de geschiedenis van de Nederlandse jazz is in november vorig jaar een einde gekomen. Het Nederlands Jazz Archief ontdekte Vara-opnamen van een nachtconcert op 4 juli 1964 in het Rembrandttheater in Haarlem. Hij werd daar begeleid door Ruud (bas) en Pim (piano) Jacobs en drummer John Engels. Dat concert is alsnog op de plaat uitgekomen onder de titel ‘Groovin High’. Met een album van deze swingende en spetterende live-sessie is een gat in de Nederlandse jazzgeschiedenis gedicht. Het laat horen wat een fenomenale tenorsaxofonist Don Byas was, maar ook wat een geweldige jazzmusici we in Nederland hadden die de grote Amerikaanse jazzmusici van die tijd prima partij konden geven. De cd is te bestellen bij het Nederlands Jazz Archief.